donderdag 28 maart 2013

Kennis is macht

Deze week is het de Goede Week. Van oudsher een periode voor bezinning en daar neem ik nu graag even de tijd voor. Inmiddels zijn we drie maanden onderweg met het LKCA. Achter de schermen werken we hard aan het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit, aan onderzoek en monitoring, aan kennisbijeenkomsten voor onderwijs, culturele instellingen en amateurkunst, aan een nieuwe website, een digitaal kenniscentrum en ga zo maar door. En dat doen we samen met FCP, andere kenniscentra en vele andere instellingen. Activiteiten die je straks allemaal in het Werkplan 2013 terug kunt zien.

Zichtbare producten op dit moment zijn onze nieuwsbrieven en sites als Cultuurplein en Cultuurcoördinator voor het digitaal delen van kennis, en bijeenkomsten waar professionals elkaar fysiek kunnen ontmoeten om kennis te delen, bijvoorbeeld op het gebied van dans- en theatereducatie, ouderen en kunst en erfgoededucatie. Ook leverden we onlangs de plananalyse op van de aanvragen voor de FCP-matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Kennis, het is de basis voor het realiseren van onze missie.

Over wat voor kennis hebben we het dan en wat doen we met die kennis? Moet de kennis die we als LKCA verzamelen, verrijken en verspreiden vooral betrouwbaar, waardenvrij, wetenschappelijk verantwoord, actueel en praktisch toepasbaar zijn? Waar houdt onze gidsfunctie op en begint belangenbehartiging? Hoe kunnen we onze inspanningen het best inzetten om een gezaghebbend instituut voor cultuureducatie en amateurkunst te realiseren? Welke rollen en taken kan en moet ons kennisinstituut dan op zich nemen? We discussieerden hier onlangs samen over vanuit het uitgangspunt: doen we de juiste dingen en doen we die dingen goed?

Volgende week zetten we weer een stap. Dan lanceren we AliceMoves, een cultuurcommunity voor cultuuraanbieders en onderwijs. Bij de presentatie op 20 maart tijdens Cultuureducatie in Amsterdam, de jaarlijkse conferentie van Mocca, waren veel enthousiaste reacties. Vooral omdat het nu voor scholen mogelijk is om interessenetwerken te vormen en actief kennis te kunnen delen. Opeens vraag ik me nu af of we het oude adagium 'kennis is macht' niet veel beter kunnen vervangen door 'kennis delen is kracht' ...

Welke rollen en taken kan en moet ons kennisinstituut op zich nemen? Welke kennis zoekt u over cultuureducatie of amateurkunst? En ook, welke kennis over cultuureducatie of amateurkunst wilt u graag delen en met wie? Deel uw mening in het Netwerk Cultuureducatie of in het Netwerk Amateurkunst op LinkedIn.

vrijdag 22 maart 2013

Blik op erfgoededucatie - definitiekwestie

De directe omgeving herbergt voor kinderen en jongeren een schat aan historische kennis. Door naar erfgoed te kijken door verschillende ogen – die van jezelf en die van anderen, vroeger en nu - leren jonge mensen betekenis te geven aan hun leefomgeving in relatie tot de wereld.

Onlangs schreef ik over erfgoededucatie en de internationale conferentie Tangible Pasts (6 en 7 juni), over het gebruik van erfgoed in musea, op scholen en in digitale omgevingen. Het Center for Historical Culture (CHC) van de Erasmus Universiteit en initiatiefnemer van de conferentie, koppelt het begrip erfgoed in dit geval direct aan musea en museumcollecties. Bij anderen lijkt dit de enige opvatting over erfgoed, zoals bij de Stichting Onterfd Goed met binnenkort een debat over erfgoed en collectiebeleid in musea, 'dankzij en ondanks de crisis.

In de onlangs gepubliceerde notitie van het Vakoverleg erfgoededucatie duidt erfgoed 'op sporen uit het verleden die we als samenleving de moeite waard vinden om te bewaren voor de toekomst'. En concreet gaat het dan - en dan wordt de Onderwijsraad geciteerd - over monumenten, landschappen en archeologische vondsten, bibliotheken en archieven, museale voorwerpen (materieel erfgoed) en het geheel van gewoonten, tradities, verhalen, rituelen en gebruiken (immaterieel erfgoed). Er is ook een andere visie op erfgoed. Barend van Heusden noemt erfgoed in zijn theoretisch kader Cultuur in de Spiegel als 'een bewustzijn van wat gemaakt is', en erfgoedonderwijs noemt hij 'onderwijs in dat bewustzijn'.

Als het over erfgoededucatie gaat haalt het vakoverleg het onderzoeksprogramma aan van het CHC (gefinancierd door NWO). Erfgoededucatie richt zich op de versterking van cultureel- en historisch besef aan de hand van materiële en immateriële sporen als primaire instructiebron. Volgens deze opvatting gaat het bij het leren om meer dan museumcollecties alleen. Genoemd worden ook ervaringen in drie dimensies: tijd, plaats en betekenisgeving. Met een zintuiglijke (ruiken, zien, voelen, horen en proeven), een affectieve (emoties, gevoelens) en een cognitieve component (denken, beredeneren). Deze ervaringen kunnen ook - en misschien beter - in andere contexten dan musea worden opgedaan.

Buitenstaanders hanteren vaak een 'smalle' opvatting van erfgoed en erfgoededucatie, maar vakgenoten zijn het over het algemeen met het CHC eens, al blijft er veel ruimte voor discussie hierover.

Misschien goed om te weten dat de erfgoededucatietaak op landelijk niveau ondergebracht is bij ons LKCA. Wij besteden er apart aandacht aan met de erfgoedportal, netwerkdagen over erfgoededucatie en de ondersteuning van de bijzondere leerstoel Historische Cultuur en Educatie (CHC; EUR)*. Bovendien zetten we in op de profilering van erfgoededucatie door professionalisering van erfgoedmedewerkers. Dat doen we samen met het Vakoverleg erfgoededucatie en het Platform erfgoededucatie.

Hoe breed of hoe smal is erfgoed nu echt? Gaat het uitsluitend over museumcollecties of juist ook over verhalen en gebruiken? En waar gaat het over als we het over erfgoededucatie of erfgoedonderwijs hebben? Deel het in het Netwerk Erfgoededucatie of in het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

* In de loop van 2013 zullen genoemde pagina's verplaatst worden van cultuurnetwerk.nl naar lkca.nl

vrijdag 15 maart 2013

Zandkastelen vastgelegd in Het Cultuurnetwerk

'De infrastructuur voor cultuureducatie lijkt op een strand vol zandkastelen, die we vol enthousiasme en met de beste bedoelingen bouwden. Met elke eb-en-vloed beweging dreigt het water ze echter weg te vagen. Niet dat het elke dag raak is, maar beweging is er mijns inziens wat teveel in de infrastructuur.' Deze woorden schreef ik nog maar een maand of drie geleden in de inleiding van de afscheidspublicatie van Cultuurnetwerk Nederland.

Iets later dan gepland verscheen begin dit jaar die publicatie, Het Cultuurnetwerk. Over de infrastructuur cultuureducatie per 1 januari 2013. We speelden al een tijdje met het idee om de infrastructuur voor cultuureducatie volledig in beeld te brengen. En een toepasselijk moment is dan natuurlijk de verandering van je eigen positie in die infrastructuur door de fusie tot het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). Juist nu er zoveel wijzigt is het van belang zicht te hebben op hoe de totale infrastructuur eruit ziet, want daarbinnen hangt alles met elkaar samen. In 2011 schreef de Raad voor Cultuur in zijn Sectoranalyse Amateurkunst en Cultuureducatie terecht al dat deze infrastructuur aan een buitenstaander nauwelijks meer is uit te leggen.

Die uitdaging zijn we het afgelopen jaar aangegaan. We wilden een zo overzichtelijk mogelijk beeld schetsen van de gehele infrastructuur en van alle actoren die daarin een rol spelen. We hebben een indeling gemaakt in sectoren: cultuur, beleid, onderzoek, onderwijs, fondsen. Met daarbinnen een indeling in actoren die landelijk, regionaal of lokaal opereren. Vervolgens hebben we geprobeerd te vertellen wie de actoren zijn, welke rol zij spelen en zo mogelijk hoeveel ervan zijn in Nederland.

'Geprobeerd' zeg ik bewust bescheiden omdat we al snel merkten dat dit een gigantische klus was en dat het soms ook wel voor discussie vatbaar was wie en wat we waar precies moesten indelen en wie en wat er nou wel en niet bijhoorde. Regelmatig rees de vraag of je zo'n infrastructuur wel echt in kaart kunt brengen… Toch hebben we doorgezet en gestreefd naar volledigheid en ik ben dan ook erg blij dat dat harde werken nu beloond wordt met vele enthousiaste reacties van jullie.

Ik ben zelf trots op wat er ligt, en niet alleen omdat we hiermee het werk van Cultuurnetwerk Nederland afsloten. Ik zie dit document ook als een mooi startdocument waarmee we als LKCA verder kunnen.

De infrastructuur blijft veranderen en dus brengen we die in het vervolg ook online in kaart zodat we die veranderingen meteen kunnen volgen. Natuurlijk gaan we dat ook doen voor de infrastructuur amateurkunst. Voor dit moment zijn de zandkastelen die er staan even vastgelegd in een tijdsdocument. Als het aan mij ligt gaan we deze kastelen de komende jaren versterken en bouwen we het geheel weer uit in plaats van af.

En, hoe ziet uw lokale infrastructuur eruit? En welke veranderingen – ten goede of ten kwade – ziet u om u heen? Deel het in het Netwerk Cultuureducatie of in het Netwerk Amateurkunst op LinkedIn.

vrijdag 8 maart 2013

It takes a village…

Voor een keertje een gastblogger, Wies Rosenboom (hoofd Amateurkunst LKCA) over kunstbeoefening in de vrije tijd.

De van oorsprong Afrikaanse uitdrukking It takes a village to raise a child is door toedoen van first lady Hillary Clinton bekend geworden. Een kind wordt niet alleen opgevoed in het gezin, maar ook door mensen eromheen zoals onderwijzers, vrienden, buren, de tennis- of vioolleraar, voetbaltrainers of de dansdocent. Eén inspirerende persoonlijkheid kan het verschil maken, fascinaties tot ontwikkeling brengen en zelfs uiteindelijk de beroepskeuze bepalen.

Culturele opvoeding is een collectieve verantwoordelijkheid van de samenleving. Wie was de kunstenaar in uw 'dorp'? Was het die ene pianodocent, waar je tegen heug en meug naar toe werd gestuurd, maar die onvermoede talenten bij jou ontdekte? Een kennis van je moeder die succesvol was als professioneel kunstenaar? De onderwijzer op de basisschool die zoveel met zingen deed? De broer van de vader van een voetbalvriendje die in zijn vrije tijd toneel speelde?

Zelf was ik vijf jaar toen mijn moeder een advertentie zag in het plaatselijke krantje: de net-afgestudeerde dansdocente Anique van der Laan, bevriend met een nichtje dat aan de balletacademie studeerde, zou een balletschooltje openen in de kantine van de schaatsbaan, niet zo ver van waar wij woonden. Ik had (en heb) een holle rug, was een beweeglijk kind en het leek mijn moeder goed als ik op balletles zou gaan. Het bleek een schot in de roos. Van der Laan had een ongelofelijke passie voor dans. We kregen veel technieklessen, één keer in de maand mochten we improviseren en jaarlijks traden we op in de schouwburg. Met optreden en improviseren ben ik altijd doorgegaan. Vijfentwintig jaar later rondde ik mijn docent dans-improvisatieopleiding af.

Natuurlijk zijn formele structuren van belang voor de stimulering en ontwikkeling van de actieve kunstbeoefening: subsidies, overlegstructuren, leerplannen en kwaliteitsnormen. Maar uiteindelijk hangt heel veel af van die ene inspirerende persoonlijkheid waar je als kind of als puber min of meer toevallig mee in contact kwam; op precies het goede moment.

In verschillende steden heeft Jocelyn Bergland, de motor achter de
5 o'clockclass hele generaties kinderen en jongeren aangestoken met zijn hartstocht voor dans. In Rotterdam deden de regisseurs van het Rotterdams Wijktheater hetzelfde voor toneel. En ook componist Merlijn Twaalfhoven doet dat met zijn grote muziekprojecten. Wat mij betreft is het vermogen tot inspireren een aannamecriterium voor de docentenopleidingen in de kunstvakken.

Wies Rosenboom, hoofd Amateurkunst LKCA

Wie zette u op het artistieke spoor? Wat was cruciaal voor úw culturele vorming? Vertel het als voorbeeld voor anderen in het Netwerk Amateurkunst of in het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 1 maart 2013

Erfgoededucatie versus geschiedenisonderwijs?

Staan de doelen van erfgoededucatie op gespannen voet met die van geschiedenisonderwijs? Het is een kwestie die de moeite waard is om nader te verkennen. Ik ging dan ook met plezier in op de vraag van het Center for Historical Culture – van de Erasmus Universiteit - om vanuit het LKCA mee te werken aan Tangible Pasts? Questioning Heritage Education, de internationale conferentie voor onderzoekers en professionals in erfgoededucatie (6 en 7 juni in Rotterdam).

Op het eerste gezicht denk je dat onderwijs in geschiedenis en erfgoed hooguit varianten van hetzelfde zijn. Blijkbaar is dat niet zo, want juist de vraag of erfgoededucatie te verenigen is met geschiedenisonderwijs staat centraal tijdens de conferentie. De spraakmakende historicus David Lowenthal antwoordt simpelweg dat erfgoed en geschiedenis onverenigbaar zijn. Erfgoed associeert hij met goedgelovigheid en patriottisme, geschiedenis is volgens hem daarentegen universeel en gebaseerd op toetsbare feiten. Hoe zit dat dan met erfgoededucatie? Doet deze vorm van onderwijs alleen een beroep op emoties en inlevingsvermogen, om zo het verleden tastbaar en invoelbaar te maken? Of is een kritische benadering zoals bij geschiedenisonderwijs ook mogelijk?

CHC-directeur Maria Grever – organisatievoorzitter en tevens keynote-speaker beaamt in een recente publicatie dat erfgoed vooral refereert aan directe ontmoetingen, emoties en adoratie, en niet aan argumenten en onderzoek. Tegelijkertijd vindt zij dat onder optimale voorwaarden, erfgoededucatie het kritisch historisch denken wel degelijk kan bevorderen. Uit de paper abstract van haar openings-keynote blijkt dat zij het belang inziet van zintuiglijke ervaringen van historische objecten, plaatsen, verhalen en getuigenissen voor een beter begrip van het verleden. Scholen bijvoorbeeld laten hun leerlingen dit soort ervaringen opdoen via educatieve activiteiten van erfgoedinstellingen. Juist dan pleit ze voor een zekere historische afstand. Een te afstandelijke en onthechte benadering ontmoedigt leerlingen. En komt het verleden té dichtbij en raken de leerlingen er té zeer bij betrokken, dan worden zij bij hun onderzoek naar het verleden belemmerd om vanuit verschillende perspectieven te kijken. Het onderwijs moet de mate van afstandelijkheid volgens Grever weloverwogen faseren, van minder naar meer afstandelijk.

Erfgoed kan dus waardevolle verwondering toevoegen aan geschiedenisonderwijs en de motivatie bevorderen. Bij het onderwijs over het verleden gaat het echter niet alleen om zien, voelen en beleven, maar ook om nadenken, vragen stellen en het respecteren van feiten. Een weldoordachte combinatie van kritische afstand en tastbaarheid is dan van groot belang.

Enkele conferentieorganisatoren, deels behorend tot het researchteam van het NWO-programma Erfgoededucatie verwoordden het eerder in het Tijdschrift voor Geschiedenis zo: 'Geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie mogen dan werken vanuit verschillende kaders en uitgangspunten, ze kunnen elkaar wel versterken. Dat vraagt om regelmatige uitwisseling en onderlinge afstemming.' En dat is nu precies wat er op 6 en 7 juni in Rotterdam gaat gebeuren!

Zijn erfgoededucatie en geschiedenisonderwijs inderdaad onverenigbaar? Of heeft u een andere opvatting? Ik lees het graag in de groep Erfgoededucatie of in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Zie ook op Cultuurplein: Brug tussen geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie